De komende decennia staat Nederland voor een enorme opgave om de civiele infrastructuur te vernieuwen. In 2021 bedroegen de uitgaven voor vernieuwing al 1,1 miljard euro. TNO verwacht voor dit jaar dat de jaarlijkse kosten verdubbelen en over 20 jaar 3,4 miljard per jaar zullen zijn. Aan het eind van deze eeuw lopen de verwachte kosten zelfs op tot 3,7 miljard per jaar, zo blijkt uit het Landelijk Prognoserapport Vernieuwingsopgave Infrastructuur van TNO. De totale kosten van de vernieuwingsopgave tot 2100 worden geraamd op 260 miljard euro.
Het allerbelangrijkste van het rapport is dat we de enorme opgave die op ons afkomt becijferd hebben. Het laatste rapport is een stuk nauwkeurig dan dat van enkele jaren geleden. We zijn wederom uitgegaan van de landelijke database, de BGT, maar inmiddels weten we dat deze beter is ingevuld. Ook zijn we in staat geweest om de uitgaven meer specifiek toe te schrijven naar de verschillende type beheerders: landelijk, provinciaal en gemeentelijk. En daar komen toch wel een aantal opmerkelijke zaken naar voren. Uit de cijfers blijkt dat een groot deel van de opgave bij de gemeenten ligt. Zorgwekkend is echter dat het merendeel hier nog helemaal niet mee bezig is. Dat besef moet er wel komen, anders schrikken ze zich over een jaar of tien rot als ze geconfronteerd worden met een miljoenenuitgave. Want het kan aardig in de papieren lopen als je als gemeente een aantal kunstwerken moet gaan vervangen.
Breng dus als beheerder de opgave goed in kaart. Goed inzicht in de status van je objecten, daar begint het mee. Dan kom je tot de conclusie dat de grootschalige vervangings- en renovatieopgave ook een deel assetmanagement is. Mogelijk kun je met een aangepast onderhoudsregime of kleine versterkingsoperaties als iets bereiken in de opgave. Daarnaast zullen we echt wel stappen moeten zetten en daarin versnellen. Een mogelijkheid is dan de portfolio-aanpak. Oftewel, je pakt een cluster van objecten in je areaal, die technisch behoorlijk op elkaar lijken, programmatisch in batches aan. Dat betekent één keer een ontwerp maken, één keer een standaard contract optuigen en één plan van aanpak bedenken dat zoveel mogelijk wordt gestandaardiseerd en geïndustrialiseerd. En dat kopieer je vervolgens over de verschillende objecten. Het voordeel aan de achterkant is dat je een soort continue bouwstroom creëert waar infra-aannemers op kunnen innoveren. Verschillende beheerders zoals Rijkswaterstaat en de provincie Noord-Holland zijn aan het onderzoeken hoe ze dergelijke ‘productiestraten’ kunnen gaan organiseren.
Een andere mogelijkheid om de opgave beheersbaarder te maken, is dat we kunstwerken gaan beoordelen op basis van de reststerkte. Veel objecten worden nu afgekeurd op basis van constructieve normen. We weten dat er in heel veel kunstwerken reststerkte zit. Door ze op basis van de werkelijke sterkte te beoordelen, kun je zomaar 10, 20 of soms zelfs wel 30 jaar bij de restlevensduur optellen. Daarmee ‘koop’ je als het ware kostbare tijd. Vanuit TNO zijn we bezig om de normen aan te scherpen. Want hoe beter we weten wat de daadwerkelijke levensduur is, hoe meer tijd we hebben. Maar het proces om van kennis tot norm te komen, kost ook tijd.
Tot slot zal je helemaal aan de voorkant ook moeten nadenken of je een bepaald kunstwerk überhaupt nog wel nodig hebt of dat het diens initiële functie nog moet vervullen. Dat klinkt misschien gek, maar door de infrastructuur om een kunstwerk heen anders in te richten, kun je het kunstwerk zelf misschien minder zwaar belasten. Dat is ook een manier om de opgave te ‘verzachten’. Zwaar vrachtverkeer heeft enorm veel impact op de slijtage van kunstwerken. De gemeente Amsterdam heeft een aantal kunstwerken bestempeld tot enkel fietsbrug, waardoor ze veel langer mee kunnen. En dat kon ook prima opgevangen worden in het mobiliteitssysteem, zonder de doorstroming te verstoren. Het is ook een van de knoppen om aan te draaien, gezien het feit dat de opgave die voor ons ligt groter is dan we aankunnen. Het is een ingewikkelde puzzel.
De Pen – Peter Rasker – Marktdirecteur, Mobility & Built Environment bij TNO.