Houwen voor bouwen was ooit het adagium van Rijkswaterstaat en is inmiddels weer actueler dan ooit. Het raakt de kern van de grote opgave waarvoor Nederland staat en die enorme instandhoudingsopgave heeft zelfs de troonrede gehaald. De infrastructuur vormt de ruggengraat van onze economie en samenleving, maar vertoont inmiddels wat gebreken. “Een stevige hernia, zou je kunnen zeggen.” Aan het woord is Martin Wijnen, directeur-generaal van Rijkswaterstaat. Samen met hem blikken we in deze jubileumeditie terug op de belangrijkste ontwikkelingen in de GWW-sector de afgelopen vijftien jaar en kijken we vooral ook vooruit. Bovendien stelt hij een prangende vraag aan de sector.
“Veel van onze bruggen, sluizen, tunnels en wegen stammen uit de periode van de wederopbouw, kort na de Tweede Wereldoorlog”, begint Wijnen. “In hoog tempo werd toen gebouwd aan het Nederland van de toekomst. Ook na de watersnoodramp van 1953 volgde een enorme investeringsgolf, vooral in het waterdomein. Voor de oorlog werden de grote kanalen aangelegd en men dacht dat die voor de eeuwigheid zouden meegaan. Net als onze weginfrastructuur. Die aanname blijkt onjuist. Wat ooit symbool stond voor vooruitgang, vraagt nu om vernieuwing. De snelheid waarmee onze infrastructuur veroudert, is nauwelijks bij te benen. Tegelijkertijd liggen daarmee enorme kansen voor de GWW-sector. Klimaatverandering, digitalisering en data gedreven technologieën ontwikkelen zich razendsnel en bieden nieuwe mogelijkheden. De vraag is niet óf we moeten handelen, maar hóe.”
Terugkijkend op 15 jaar GWW zijn er volgens Wijnen drie ontwikkelingen bepalend geweest voor de huidige GWW-sector. “De groei van samenwerking, digitalisering en de overgang van projectdenken naar systeemdenken. De marktverhoudingen zijn veranderd; van de tijd van ‘markt tenzij’ en strakke aanbestedingscontracten naar een meer gezamenlijke benadering. Ook nieuwe spelers en internationale concurrentie hebben hun intrede gedaan. Het besef is gegroeid dat Nederland niet alleen meer bouwt, maar vooral moet onderhouden. De Algemene Rekenkamer schatte het uitgestelde onderhoud in 2024 op 34,5 miljard euro, een structureel vraagstuk dat vraagt om slimme keuzes en innovatief vermogen. Kijken we vijftien jaar vooruit dan zien we dus dat die periode gedomineerd zal worden door die grote vernieuwingsopgave. Houwen voor bouwen dus.”
“Nederland groeit tot 2040 naar verwachting met twee miljoen inwoners en de mobiliteit per inwoner zal ook nog eens groeien. Dit legt extra druk op de netwerken die al zwaar belast zijn door verkeer en transport”, vervolgt Wijnen. “Nieuwe infrastructuur moet toekomstbestendig zijn: bestand tegen klimaatverandering, circulair ontworpen en energiezuinig in aanleg en gebruik. Tegelijkertijd wordt werken in bestaande omgevingen (brownfields, red.) complexer. Bij het vervangen van een grote netwerkschakel, is er niet altijd ruimte om iets nieuws ernaast te bouwen. Voorbeelden daarvan zijn de verruiming van het Julianakanaal en de upgrade van de Galecopperbrug waarbij de tuien en pylonen zijn vervangen en het verkeer op de A12 vrijwel ongehinderd heeft kunnen doorrijden. Dat vergt planning, vakmanschap en samenwerking op hoog niveau.”
De klassieke opdrachtgever/opdrachtnemer-relatie maakt volgens Wijnen plaats voor partnerschap. “Rijkswaterstaat en marktpartijen zoeken elkaar steeds vaker op in de pre-contractuele fase om samen tot oplossingen te komen. Andere contractvormen zoals twee-fasencontracten, raamovereenkomsten voor ingenieursdiensten en portfolioaanpakken bieden meer ruimte voor kennisdeling en innovatie. Zo hebben we in het voorjaar van 2025 de gunning voor de vernieuwing en renovatie van vijf tunnels in een portfoliocontract gebundeld. Nu zijn we met beweegbare bruggen bezig en daarna komen de betonnen bruggen en viaducten. Op die manier zetten we in één slag een groter volume in de markt, houden we kennis en ervaring aan boord en loont het voor marktpartijen om te innoveren. Deze aanpak zorgt ervoor dat projecten sneller, beter en goedkoper worden uitgevoerd. Wat de markt van ons mag vragen en verwachten, is dat we daar een stabiele programmering tegenover zetten. Een programmering die getuigt van rust, reinheid en regelmaat voor resultaten zonder ruis, tegen een redelijk rendement en met een reëel risico voor alle partijen.”
In de samenleving wordt gesproken over vitale processen die belangrijk zijn om onze economie te laten draaien. Voor Rijkswaterstaat vertaalt zich dat in een effectieve doorstroming op de weg en het water en het borgen van de waterveiligheid. “We leven in een heel kwetsbare delta met twee enorme rivieren die ons land doorkruisen, we hebben te maken met een zeespiegelstijging en ons land daalt nog steeds”, zo somt Wijnen de kritische factoren op. “Onze taak is om het systeem robuust te houden. En daar gaat een belangrijk element aan vooraf: kwetsbaarheid.” Wijnen doelt op natuurlijke kwetsbaarheid zoals stormvloed, springtij, clusterbuien of extreme hitte en droogte, maar ook op man-made kwetsbaarheid zoals cybercriminaliteit en sabotage en tot slot op kwetsbaarheid als gevolg van ouderdom. “Al die factoren zijn van invloed op het realiseren van een robuust instandhoudingsprogramma, met als plusje daar bovenop het openhouden van de corridors voor militair transport. Kortom, werk – veel werk! – aan de winkel.”
De huidige tijd vraagt om leiderschap dat verbindt, koers houdt en mensen meeneemt. “De uitdagingen zijn groot: personeelstekorten, gebrek aan stikstofruimte, vergunningen en grondstoffen. Toch ligt er ook een enorme kans om samen een systeemsprong te maken”, vertelt Wijnen. “Over vijftien jaar hoop ik terug te kunnen kijken op een periode waarin Nederland zijn infrastructuur niet alleen op peil hield, maar naar een hoger niveau tilde. Een weerbare en duurzame sector die top of the bill is, trots kan zijn op wat ze samen in stand houdt en waarvoor Nederland met z’n topinfrastructuur wereldwijd geldt als etalage van civieltechnische innovatiekracht. Daarom zou ik de sector willen vragen, wat kan Rijkswaterstaat nog meer doen om uiteindelijk dat doel, die weerbare en duurzame sector, te bereiken?”