In de jaren ‘50 tot ’70, de periode van massamotorisatie, is het merendeel van de Nederlandse infrastructuur aangelegd. Ook in de periode daarna kwamen veel bruggen, tunnels en sluizen tot stand. Inmiddels zijn delen daarvan einde levensduur. Daarnaast wordt de infrastructuur tegenwoordig veel intensiever gebruikt dan voorheen. Met het toenemende aantal voertuigen is ook de wegbelasting hoger dan voorzien. Hoewel Nederland bekend staat om zijn goede infrastructuur, zijn er de komende jaren flink wat investeringen en mankracht nodig om dat zo te houden.
Martin Wijnen, directeur Rijkswaterstaat, gaf het recent al aan: “We moeten dan ook alles op alles zetten om onze productie te verhogen.” Maar terwijl de infrastructuur veroudert en het gebruik intensiveert, neemt de beschikbaarheid van vakbekwaam personeel drastisch af. Gooi daar nog een complexe geopolitieke situatie bovenop, met stijgende prijzen tot gevolg, en je hebt een Gordiaanse knoop in handen. De productie moet omhoog, maar hoe?
Het in de markt zetten van een Europese aanbesteding voor een multidisciplinair werk van gemiddelde grootte, kost al jaren aan contractvoorbereiding. Onderzoeken moeten worden gedaan, contracten geschreven, aanbestedingen gehouden, inschrijvingen gemaakt, etc. Voordat buiten de eerste schop de grond in gaat, of de monteur met de schroevendraaier klaarstaat, zijn we met gemak vijf jaar verder – in het gunstige geval dat er voldoende inschrijvers en budget zijn. Het mag duidelijk zijn dat dat niet helpt om de productie op te schroeven.
De laatste jaren innoveren opdrachtgevers al met nieuwe contractvormen, waaronder het tweefasenmodel en de contractuele portfolioaanpak. Ook buigen werkgroepen van overheid en markt zich onder het motto vereenvoudigen, verbinden en leveren over manieren om werk makkelijker en in reeksen op te dragen. En bovendien werkt Rijkswaterstaat aan een betrouwbare dealflow.
Het tweefasenmodel was tot nu toe vooral een experiment, en de meningen zijn verdeeld. Maar een recent onafhankelijk onderzoek door AT Osbourne naar deze aanpak laat zien dat het werkt: de tweefasenaanpak leidt tot betere beheersing van complexe projecten en een verbeterde samenwerking met de markt. De volgende stap is het structureel verankeren en uniformeren van deze werkwijze, inclusief prijsvorming en contractbeheersing.
We kunnen niet ontkennen dat er hard wordt gewerkt om verandering in gang te zetten. Maar de vraag is of dat snel genoeg gaat. Want ondertussen houden veel marktpartijen zich, in een kostbare concurrentieslag, bezig met het maken van inschrijvingen, terwijl opdrachtgevers tijd en geld inzetten op lange procedures. De vraag die we ons nu kunnen stellen: moeten we niet een veel fundamentelere stap zetten? Is het niet tijd voor een grondige vernieuwing van het begrip ‘aanbesteden’ zelf?
De renovatieopgave in Nederland vraagt om snelheid en samenwerking, niet om juridische schijnzekerheid en tijdrovende procedures. We kunnen het ons niet langer veroorloven om waardevolle capaciteit te verspillen aan het overeind houden van een systeem dat niet meer past bij de opgave van vandaag. Als we de productie echt willen verhogen, is het tijd om de aanbesteding opnieuw uit te vinden – simpeler, sneller en gericht op vertrouwen en samenwerking. Dat is pas écht werken aan een toekomstbestendige infrastructuur.
De Pen – Annemarie Rutgers – Manager Tenderbureau en Commercie bij Croonwolter&dros