Beleidsmakers in de waterwereld moeten oog hebben voor toekomstige generaties bij de keuzes die nu worden gemaakt, want die werken vaak nog generaties lang door. In het kader van goed voorouderschap is het van belang om afwenteling op toekomstige generaties te voorkomen. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Rijkswaterstaat en het Nationaal Deltaprogramma hebben in de persoon van Mare de Wit een Toekomst-Ambassadeur aangesteld om de jongeren van vandaag en de inwoners van morgen beter te betrekken bij beleids- en besluitvorming op het gebied van water en klimaatadaptatie.
De Wit is in 2020 gestart bij Rijkswaterstaat als adviseur klimaat en toekomstbestendig waterbeheer. “Ik tekende en rekende destijds aan het toekomstig watersysteem, rekening houdend met de energietransitie, klimaatverandering, et cetera. Allemaal met oog voor de lange termijn. Wat mij destijds opviel, was dat sommige keuzes die werden gemaakt niet in altijd in lijn stonden met de richting waar we op de lange termijn naartoe willen bewegen. Waardoor problemen werden doorgeschoven richting de toekomst. Daar begon ik steeds vaker over te adviseren. Vanuit die hoedanigheid ben ik anderhalf jaar geleden aangesteld als kwartiermaker om de afwenteling van onze keuzes op toekomstige generaties inzichtelijk te maken. Daartoe heb ik het project de Toekomst aan Tafel opgezet. Samen met een groep young professionals en experts zijn we gaan kijken hoe we onze ambitie tastbaar konden maken in bestaande processen. Dat heeft geleid tot het rapport ‘de toekomst aan tafel’ met concrete handvatten die helpen voorkomen dat beleid wordt afgewenteld op toekomstige generaties.”
In april dit jaar is De Wit benoemd tot Toekomst-Ambassadeur Water en Klimaatadaptatie. Ze vervult die rol namens de staf deltacommissaris, het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (Directoraat Generaal Water en Bodem), en Rijkswaterstaat. Klinkt misschien vreemd dat ze drie ‘bazen’ heeft, maar bij nader inzien is het eigenlijk heel logisch. “De deltacommissaris bereidt beleid voor en zorgt voor de juiste informatie samen met de Deltaprogramma-partners, op basis daarvan neemt de minister de besluiten en Rijkswaterstaat voert die besluiten op rijksniveau uit. Dat is de opbouw, dus in die zin best overzichtelijk”, zegt De Wit. “Mijn voornaamste rol voor de komende twee jaar is om de methodieken die we beschrijven in het rapport ook daadwerkelijk in de praktijk te implementeren. We hebben allemaal een verantwoordelijkheid richting de toekomst. Met de toekomst aan tafel proberen we de reikwijdte van onze impact als adviseur, ambtenaar of andere opdrachtgevers inzichtelijk te maken. En daarvoor hebben we drie stappen geformuleerd: betrekken, borgen en benutten. Bij elke stap hoort een concreet instrument als hulpmiddel.”
In de eerste stap ga je kijken hoe je toekomstige generaties betrekt in je plan, zegt De Wit. “Om dat te doen, is het belangrijk dat je de houdbaarheidsdatum van je plan inzichtelijk maakt. Stel, je gaat aan de slag met een nieuwe woonwijk die in 2040 voltooid moet zijn. Als het goed is, bestaat die in 2140 nog steeds. Hoeveel generaties raak je daarmee, en op welke manier kun je die generaties nu al meenemen in het proces? Eén van de manieren om dat te doen is met de Japanse methodiek Future Design, een soort rollenspel waarbij je je verplaatst in een bewoner van de toekomst en het gesprek aangaat met collega’s van hier en nu. En zo zijn er nog talloze hulpmiddelen om de belangen van toekomstige generaties te bepalen.”
In stap twee ga je deze belangen borgen in je plan. “Het is best lastig om belangen van iemand die nog niet bestaat te borgen”, stelt De Wit terecht. “Maar je kan ervan uitgaan dat bepaalde behoefte – die bijvoorbeeld terugkomen in de piramide van Maslow – van toekomstige generaties vrijwel gelijk aan die van nu. Dat zien we ook terug in de aanpak rondom brede welvaart die elf indicatoren beschrijft die de mens nodig heeft om te floreren in een maatschappij. Voor het borgen van de toekomstige belangen hebben we de generatietoets opgesteld, waarbij je aan de hand van die indicatoren kunt beoordelen of een generatie er voor- of achteruit op gaat op die thema’s. En zo kan je dus toetsen of je plan problemen gaat geven of kansen creëert in de toekomst.” De generatietoets alleen is echter niet voldoende om alle belangen te borgen. De Wit geeft een voorbeeld: “Behalve de generatietoets bevat stap twee daarom ook het generatiegesprek om dilemma’s uit de toets te bespreken, en of we de mate waarin we afwentelen acceptabel vinden. Als de nieuwe woonwijk wordt gebouwd in een diepe polder en uit de generatietoets blijkt dat de kosten van het project na 2050 heel erg toenemen, omdat er een gemaal moet worden bijgeplaatst, dan zouden we in het generatiegesprek bespreken welke verantwoordelijkheid we daartoe hebben, en of we daar nu bijvoorbeeld alvast wat geld voor opzij kunnen zetten. Dat soort zaken bespreek je in een maatschappelijke dialoog, het generatiegesprek.”
De derde stap tot slot is het benutten van de toekomst aan tafel. “Als je een besluit neemt en het plan gaat uitvoeren, leg dan in makkelijke taal uit op welke manier je afwentelt op de toekomst en wat de beweegredenen zijn. Zie het als een stukje rentmeesterschap waaraan je uiting geeft in een besluit”, verduidelijkt De Wit die nu wil doorpakken. Ze gaat bij de drie organisaties aan de slag om goed voorouderschap in besluiten te stimuleren. “Daarnaast hoop ik dat juist ook andere mensen in verschillende organisaties eigenaar worden van het thema, in principe kan iedereen er mee aan de slag, binnen elk domein en elk type organisatie. Want wij zijn allemaal verantwoordelijk voor de toekomst!”