Wie een jaar of twintig geleden een blik wierp op de funderingssector, zag vooral een traditionele tak van sport. Een opdrachtgever gaf een opdracht, de funderingsaannemer voerde uit. Vaak zonder veel vragen of meedenken. Inmiddels ziet de sector er heel anders uit. De funderingswereld is volwassen geworden. We schuiven eerder aan tafel, denken mee in het voortraject en leveren een hightech product af. Dat zou wel eens meer gezien mogen worden.
Want kijk eens waar we nu staan. De funderingswereld was ooit puur uitvoerend. Je kreeg een opdracht en deed wat de aannemer vroeg. Klaar. Vandaag de dag schuiven we aan bij de tekentafel. We denken mee in het voortraject, we leveren complete bouwputten op, inclusief wanden, ankers, ontgravingen en soms zelfs onderwaterbeton. Wat vroeger het domein van de hoofdaannemer was, pakt menig funderingsaannemer nu op als totaalaanbieder. De aannemer wordt steeds meer de generalist die alles organiseert, terwijl wij als funderingsspecialisten juist steeds specialistischer én tegelijkertijd coördinerender worden.
En eerlijk is eerlijk: dat gaat niet zonder slag of stoot. Waar vroeger ieder onderdeel apart werd uitbesteed, zie je nu dat één partij steeds meer de hele bouwkuip verzorgt. Dat betekent dat je moet nadenken over je projectorganisatie, het aansturen van onderaannemers en het beheersen van risico’s. Het biedt kansen, meer werk en meer invloed, maar ook uitdagingen. Het organiseren van een totaaloplossing is een vak apart. Het vergt leergeld, maar het tilt ons wél naar een hoger niveau.
We mogen dan ook best wat trotser zijn op waar we staan. De buitenwereld ziet nog te vaak de funderingssector als een stel heiers die paaltjes de grond in slaan. Terwijl de werkelijkheid veel geavanceerder is. Onze machinisten stappen ’s ochtends in een installatie die 40 keer zo duur is als een gemiddelde personenauto en zijn daarvoor verantwoordelijk. We werken met geavanceerde systemen, voeren monitoring uit tot achter de komma en leveren een hightech product af dat letterlijk de basis vormt van elk gebouw of kunstwerk. Het zou de sector sieren om zichzelf vaker te presenteren als de expert die ze is.
En dan duurzaamheid. Natuurlijk, elektrificatie is hét toverwoord in de bouw. Maar laten we ook eerlijk zijn: de focus ligt soms op de verkeerde plek. Het ombouwen van heimachines is waanzinnig duur, terwijl het maar zo’n vijf procent van de totale uitstoot oplevert. De grote winst zit ‘m in beton en wapening. Dáár valt echt meters te maken. Dus ja, elektrische machines en accu’s zijn prachtig, maar zolang we het grotere plaatje niet zien, lopen we achter de feiten aan.
Een punt van aandacht tot slot, is dat we als sector best wat meer gezamenlijk mogen optrekken. Neem de nieuwe norm voor paalklassefactoren. Bedrijven doen nu ieder voor zich kostbare proeven om de eigen installatiefactoren vast te stellen en zo aan te tonen dat ze beter zijn dan de norm. Zonde, want gezamenlijk optrekken zou ons allemaal sterker maken én veel geld besparen. Tien bedrijven die samen één proef financieren, in plaats van tien keer hetzelfde wiel uitvinden, het klinkt zo logisch, maar in de praktijk is het lastig.
De oproep is dan ook duidelijk: meer trots, meer samenwerking en een bredere blik op duurzaamheid. Als funderingssector hebben we de afgelopen jaren bewezen dat we kunnen vernieuwen en volwassen zijn geworden. Nu is het tijd om samen de volgende stap te zetten: niet alleen als specialisten onder de grond, maar als onmisbare bouwpartners die boven de grond gehoord mogen worden.
De Pen – Jan-Wim Verhoeff – Directeur van Franki Grondtechnieken